Positief klasklimaat
Het is belangrijk om een positief klasklimaat te creëren. Leerkrachten moeten een veilige ruimte creëren. Ze moeten leerlingen uitdagen en oog hebben voor het welbevinden. Ze moeten hun duidelijke structuur aanreiken.
Het is belangrijk om een positief klasklimaat te creëren. Leerkrachten moeten een veilige ruimte creëren. Ze moeten leerlingen uitdagen en oog hebben voor het welbevinden. Ze moeten hun duidelijke structuur aanreiken.
Duurzame relaties
Openheid
|
Bij ons op school is er een teamdag. Dat is een dag om de klassen dichter bij elkaar te brengen en elkaar beter te leren kennen. We moesten een boek bespreken. We moesten een titel maken voor dat ene boek dat ons leven perfect beschrijft. (Elyn,leerling)
Hobby’s? Dit vind ik belangrijk omdat ik er probeer op in te spelen. Dan kun je hun erover aanspreken. Ze appreciëren dat je geïnteresseerd bent. Ik ben ook eens gaan kijken naar een kampioenschap van één van de leerlingen. Als ze eindexamens van dictie of voordracht of piano hebben, vraag ik of ik mag komen en dan ga ik eens kijken. Zo heb je wat contact. (Wim, leerkracht) Sommige leerkrachten kunnen hierin raar uit de hoek komen en dan kan het verkeerd lopen. Leerling komt dan soms of de klas komt zeggen dat een leerkracht bepaalde dingen verteld heeft tegen leerling. Het gebeurt soms dat leerkrachten een grapje maken dat niet slecht bedoeld is. Leerlingen nemen het soms verkeerd op. Ik moet de balans tussen leerlingen en leerkracht herstellen. Het is soms zoeken. (Laurence, leerkracht) |
Culturele verschillen
|
Hij was heel tevreden. Ze waren allemaal heel open om hem op te vangen. Ik denk dat de klastitularis daar een grote rol in gespeeld heeft. Zijn klas heeft dan ook een asielcentrum bezocht met de leerkracht godsdienst. Hij vond dat plezant om te tonen aan zijn klasgenoten uit welke situatie hij komt. (Els, mama van Abdel) |
Basisvertrouwen
Heel wat leerlingen hebben een tekort aan basisvertrouwen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Leerkrachten kunnen dit niet oplossen.
|
Ze moeten tonen dat ze er voor ons zijn, dat ze ons probleem begrijpen en we bij hen terecht kunnen (Jade, leerling) |
Omgaan met gevoelens van leerlingen
Schuldgevoelens
|
Iedere leerkracht moet tot op zekere hoogte begeleiding bieden. Sommige vinden zichzelf daar niet toe in staat. Dan moeten ze wel weten naar wie ze moeten gaan. Sommige leerkrachten doen in het geheel niets. Ze moeten leerlingen wel hulpschakels aanbieden. Het is niet oké als ze dit niet doen en de leerlingen zo aan hun lot over laten. In eerste instantie moet je luisteren. Want leerlingen kiezen een leerkracht om mee te praten omdat ze die vertrouwen. Daarna kan je als leerkracht vragen aan de leerlingen om te overleggen met leerlingenbegeleiding. (Laurence, leerkracht) |
Communiceren met tieners
Voorwaarden?
- Een goed basisvertrouwen zorgt ervoor dat tieners niet bang zijn om hun gevoelens te delen. Dat basisvertrouwen kan men creëren door complimenten te geven. Bij meisjes is het belangrijk om complimenten te geven over wie ze zijn. Ze willen namelijk gewaardeerd worden en leuk gevonden worden. Jongens willen dan weer aangesproken worden op hun prestaties.
- Leerlingen moeten het gevoel hebben dat hun gesprekspartner oprecht interesse in hen heeft en het goed met hen meent.
- Neem een open houding aan.
- Zorg voor een actieve luisterhouding.
- Trek hun gevoelens niet in twijfel.
- Hou rekening met de aard van de tiener. Extraverte tieners zullen namelijk liever een gesprek voeren tijdens een bezigheid, bijvoorbeeld tijdens het voetballen, basketballen, dansen, wandelen... Introverte en rustige tieners zullen liever praten in een ruimte waar weinig afleiding is.
Interactieprincipes van Biemans en Polderman
Hierbij wordt datgene dat het kind doet, voelt, denkt of wenst, ondertitelt. Zo toont men aan het kind met of zonder woorden dat men de actie of het initiatief heeft gezien. Er wordt actief naar het kind geluisterd en gekeken. Voor kinderen is dit heel positief aangezien zij constant op zoek zijn naar erkenning en bevestiging.
STAP 1: Ontvang het initiatief van de jongere actief. Dit kan zowel met als zonder woorden. Leerlingen leiden veel af uit de houding, mimiek en handelingen van leerkrachten.
STAP 2: Reageer persoonlijk op het initiatief van de jongere. Vertel hou je je voelt bij het initiatief van de jongere. Benoem het gedrag dat je verwacht.
STAP 3: Vraag naar de mening van de jongere.
Hierbij wordt datgene dat het kind doet, voelt, denkt of wenst, ondertitelt. Zo toont men aan het kind met of zonder woorden dat men de actie of het initiatief heeft gezien. Er wordt actief naar het kind geluisterd en gekeken. Voor kinderen is dit heel positief aangezien zij constant op zoek zijn naar erkenning en bevestiging.
STAP 1: Ontvang het initiatief van de jongere actief. Dit kan zowel met als zonder woorden. Leerlingen leiden veel af uit de houding, mimiek en handelingen van leerkrachten.
STAP 2: Reageer persoonlijk op het initiatief van de jongere. Vertel hou je je voelt bij het initiatief van de jongere. Benoem het gedrag dat je verwacht.
STAP 3: Vraag naar de mening van de jongere.
Doorvragen binnen de socratische methode
Het is de bedoeling dat de tiener aan de hand van vragen zelf tot oplossingen en nieuwe denkwijzen komt. Deze vraagmethode zal een gevoel van gelijkwaardigheid en vooral ook zelfstandigheid ontwikkelen. Doorvragen kan op vijf manier gebeuren:
Het is de bedoeling dat de tiener aan de hand van vragen zelf tot oplossingen en nieuwe denkwijzen komt. Deze vraagmethode zal een gevoel van gelijkwaardigheid en vooral ook zelfstandigheid ontwikkelen. Doorvragen kan op vijf manier gebeuren:
- met directe open vragen: "Welk gevoel kreeg je daardoor?"
- met directe gesloten vragen: "Ben je teleurgesteld?"
- met neutrale stellende zinnen: "Je vindt het fijn dat je een pleegbroer krijgt."
- door te confronteren: "Dus jij vindt het raar dat ik boos op je ben. Het is natuurlijk vreemd van mij dat ik kwaad ben als jij me beledigt. Ik voel me daar natuurlijk super goed bij."
- door een proefballonnetjes op te laten: "Ik heb gehoord dat geadopteerden het vooral moeilijk vinden dat ze als jong kind zijn afgewezen en dat ze daarom altijd bang zijn om opnieuw afgewezen te worden."
Constructieve, oplossingsgerichte methode
De oplossingsgerichte methode richt zich niet op het probleem, maar legt de aandacht op dingen en momenten die wel goed gingen. Deze methode geeft tieners meer ruimte en mogelijkheden. Ze is gericht op de individuele behoeften. Binnen deze methode kunnen we gebruik maken van enkele soorten vragen:
De oplossingsgerichte methode richt zich niet op het probleem, maar legt de aandacht op dingen en momenten die wel goed gingen. Deze methode geeft tieners meer ruimte en mogelijkheden. Ze is gericht op de individuele behoeften. Binnen deze methode kunnen we gebruik maken van enkele soorten vragen:
- de wondervragen of toekomstvragen
Stel dat je morgen wakker wordt en het probleem blijkt weg te zijn, je bent wel geadopteerd, maar je hebt er ineens helemaal geen problemen meer mee. Wat is dan het eerste dat je zou opvallen waardoor je weet dat dit is gebeurd? (Wolfs, 2008,p. 178) - de schaalvragen
Als we uitgaan van een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 betekent dat je helemaal tevreden bent over je resultaten voor Engels en 0 beteken dat je helemaal niet tevreden bent, waar sta je dan vandaag? (Fauquant, 2016, p.7) - de uitzonderings- of beschrijvingsvragen
Zijn er ook vrienden die je niet in de steek laten, die aardig tegen je doen? Wie zijn dat? Hoe doe je tegen die vrienden waardoor ze je niet in de steek laten? Hoe doen ze tegen jou? Lijken die vrienden op elkaar, of zijn ze allemaal anders? Wat bepaalt het verschil? (Wolfs, 2008, p. 182)
Discretieplicht
In de omgang met leerlingen moeten leerkrachten discreet optreden. Leerlingen die met problemen zitten, willen niet opvallen. Zij moeten dus voorzichtig optreden met de informatie die ze verkrijgen van leerlingen. Leerkrachten hebben geen beroepsgeheim. Leerkrachten hebben een soort van meldingsplicht.
In de omgang met leerlingen moeten leerkrachten discreet optreden. Leerlingen die met problemen zitten, willen niet opvallen. Zij moeten dus voorzichtig optreden met de informatie die ze verkrijgen van leerlingen. Leerkrachten hebben geen beroepsgeheim. Leerkrachten hebben een soort van meldingsplicht.
Automatische gedachten
Alle tieners hebben gevoelens en gedachten. De Relationeel Emotieve Therapie (RET) bepaalt dat er een verband bestaat tussen deze twee zaken. Het zijn onder andere onze gedachten die onze gevoelens bepalen. Volgens de RET moet je dus anders denken om je anders te kunnen voelen. De RET bepaalt namelijk dat de meeste problemen ontstaan door onze manier van kijken. Mensen zullen op verschillende manieren reageren op dezelfde gebeurtenis. Wanneer men negatieve gedachten heeft, zal men zich ook negatief voelen. Positieve gedachten daarentegen leiden tot een positiever gevoel. Hierdoor zullen jongeren automatische gedachten vormen over zichzelf. Vooral adoptiekinderen zijn extra gevoelig voor deze automatische gedachten. Zij ondervonden al heel wat negatieve ervaringen in hun jonge leven. Deze negatieve ervaringen zorgen voor automatische gedachten, die weinig realistisch zijn. Jongeren hebben een behoefte aan liefde en zijn bang om afgewezen te worden, daarom gedragen ze zich volgens deze automatische gedachten. We zouden ze dus kunnen zien als een functioneel overlevingsmechanisme.
|
Meestal zal ik de leerling eerst even ruimte geven om op adem te komen en daarna op een meegaande manier de kans geven om zijn verhaal te doen. Ik ga niet kotteren. Ik ben daarin veranderd. Ik doe dit niet meer omdat de hoofdtaak van een school onderwijs is. Dat kan echter alleen als leerlingen zich goed voelen. Ik ben geen psycholoog. Ik wil luisteren en duiden en helpen, maar ik kan het niet oplossen. Ik ben niet bevoegd om zulke zaken te doen. (Matthijs, leerkracht) |
Omgaan met rouw
Rouwen kan verschillende oorzaken hebben. Tieners kunnen iemand verliezen door een overlijden, maar ook door een echtscheiding. Ze kunnen het moeilijk hebben met het niet meer zien van één van de ouders. Geadopteerde kinderen kunnen ook rouwen om hun biologische ouders.
Iedereen rouwt op een andere manier en het is belangrijk om tieners de kans te geven op hun eigen manier met het verdriet om te gaan. Rouwen is belangrijk. Soms kan het negatief zijn. Dat is het gevoel wanneer ongezonde rouwemoties naar boven komen. Het is als leerkracht belangrijk om deze ongezonde rouwemoties te signaleren en er mee om te gaan. Gezonde rouwemoties helpen iemand. Ze ontstaan door realistische gedachten. Voorbeelden hiervan zijn verdriet en boosheid. Ze worden op het moment zelf beleefd. Deze rouwemoties leren tieners om zich te verbinden met de dingen die ze belangrijk vinden. Ze zijn positief voor de ontwikkeling van de tiener. Ongezonde rouwemoties, daarentegen, zijn negatief. Deze emoties komen voort uit de absolute, automatische gedachten. Deze zijn niet gebaseerd op de werkelijkheid. Ze kunnen leiden tot apathie. Depressie, woede, schuld en schaamte zijn hier voorbeelden van.
|
"Vroeger begreep ik niet waarom mama vertrok van papa. Als ik nu zie hoe gelukkig ze is met mijn stiefpapa dan begrijp ik het wel. Toch vraag ik me af waarom het niet meer klikt tussen mama en papa. Het doet raar om mama gelukkig te zien met iemand anders." (Robin, leerling) "Het is mijn schuld dat mijn mama wegging. Mijn ouders hadden altijd ruzie om mij." Ik praat er niet zoveel meer over. Er is eigenlijk maar één vriend die ik ken van in het begin van de scheiding. Die persoon heeft me ook echt geholpen. Hij heeft hetzelfde meegemaakt en wist dus perfect hoe ik me voelde. Daardoor hielp het me echt om met hem te praten. Robbe en ik zaten samen 2 jaar in de klas in het VTI. We zitten nu ook samen op school. Hij is mijn beste vriend. Hij heeft me echt door de scheiding geholpen. Bij hem kan ik nu ook nog altijd terecht. (Robin, leerling) |
Omgaan met ouders
|
Als ouders onderling niet overeenkomen over het kind, is dat heel moeilijk. Bv: beslissing tot heroriëntering: als ouders dan onderling in ruzie komen, of ruzie maken met het kind erbij, dan is dat ongemakkelijk. Je kan je er als leerkracht niet in moeien. Maar ik probeer het gesprek toch terug te laten focussen op het onderwerp. Je kan niet veel meer doen dan moderator zijn in een gesprek. De ouders moeten beslissen wat het kind moet doen. Je moet ouders samenbrengen om zo tot conclusie te komen. (Bartel, leerkracht)
In rechtszaken zijn wij heel autonoom. Als een kind geen contact wil met bijvoorbeeld de vader, terwijl er geen contactverbod is, dan zijn wij verplicht om de vader ook te corresponderen. Leerlingen hebben rechten, maar ouders ook. (Matthijs,leerkracht) |
Praktische zaken
|
Naar aanleiding van onze snowboardstage kregen we een brief dat we alles in stukjes konden betalen. Ik vind dat goed voor alleenstaande ouders die het niet in 1 keer kunnen betalen. (Jasper, leerling)
In voorstellingsbladen staat er: “Stel je mama en papa voor?” Ik denk dat het beter zou zijn mocht er staan: “Stel ouder 1 voor en ouder 2 voor.” Ze moeten hier onmiddellijk aan denken. Ze moeten niet tijdens de les zeggen: “Aah ja, jij moet het anders doen.”. (Nicolas, leerling) Ik vind dat het voor de betrokken leerlingen moeilijk is om zichzelf te organiseren. Ze moeten vaak alles dubbel hebben en moeten iedere week hun valies of boekentas maken. Ik hou er rekening mee dat ze eens iets vergeten. Het is al moeilijk om alles goed te regelen. Je merkt snel als leerlingen er van zouden profiteren en ik heb nog nooit gemerkt dat ze het doelbewust doen. (Elise, leerkracht) Ze zorgen er bijvoorbeeld altijd voor dat onze stageplaatsen makkelijk bereikbaar zijn. Ze proberen dit ook altijd te doen voor leerlingen waarvan de ouders op verschillende plaatsen wonen. Ze zoeken dan een stageplaats die vanuit beide huizen makkelijk bereikbaar is. (Robin, leerling) |
Andere gezinsvormen binnenbrengen in de klas
|
In het vijfde jaar is er een thema liefde en relaties. In januari geef ik dan ook een stuk rond het gezin. Wat zijn de criteria van een gezin? Wanneer is iets geen gezin meer? Ze moeten er echt over nadenken. In ethiek wordt er ook gesproken over het feit dat bepaalde mensen geen kinderen kunnen krijgen. In mijn onderdeel komt dat expliciet aan bod. Dan merk je dat sommigen daar nog heel conservatief in zijn. Je moet als leerkracht soms bepaalde leerlingen drukken en hun laten beseffen dat er meer is dan enkel hun mening. (Ella, leerkracht)
Als we in pedagogisch handelen werken rond gezinssituaties vragen ze daar wel iets over. De leerkrachten spelen er goed op in. Als we praten over hoe een jonger kind zich moet aanpassen bij een echtscheiding, dan houden de leerkrachten daar rekening mee en spelen ze er in de klas op in als dit bij een leerling ook het geval is. Zo wordt er vaak naar ervaringen gevraagd om hier input uit te halen. (Robbe, leerling) Vraagstukken zijn jammergenoeg nog heel cliché. Bv: papa en mama gaan op reis. Ik moet veel differentiëren. Ik maak dus heel wat extra oefeningen en vraagstukken. Hierin ga ik afwisselen. Ik zorg dat de vraagstukken dan meer aansluiten bij de tijd en de maatschappij waarin we leven. Ik steek er bijvoorbeeld vreemde namen, alleenstaande ouders, 2 papa’s en 2 mama’s in. Ik denk dat bepaalde boeken dat nog niet doen omdat dit tot discussie zou leiden. Er mag over gediscussieerd worden. Wij moeten bepaalde beelden doorprikken. (Bartel, leerkracht) |